Met het samenvoegen van de beeldstrook en de geluidsband op één strook werd de aard van de relatie tussen beeld- en geluidsproduktie in de film gestandaardiseerd. De auditieve komponent bij de stomme film, die zich meestal beperkte tot de muziek die door een orkest(je) of pianist bij de filmvertoning gespeeld werd, kreeg een ander karakter in de geluidsfilm.