Artikelen

Icy Tea. Geen stilte meer

Auteurs

  • Frank den Hollander

Samenvatting

Pictogram 4 augustus/september 1999
Icy Tea. Geen Stilte Meer
Frank den Hollander


Ja dokter, zo lig ik wel lekker. Nee,
dank u, deze divan heeft al een
verhoginkje aan het hoofdeinde,
dus een kussentje onder mijn
hoofd is niet nodig.
Nou, het begon dus in de trein. Ik
reis altijd gewoon tweede klas,
dus een tijd lang heb ik nergens
last van gehad, maar zo ongeveer
een jaar of anderhalf geleden
begon het. Ik dacht eerst dat iemand
achter me een computerspelletje
had meegenomen, en ik
wou net opstaan om te vragen of
hij het piepgeluidje uit kon zetten,
maar toen hield het al vanzelf
op en begon die man in een telefoontje
te praten!
Ik weet nog dat ik de eerste paar
keer dat ik dat meemaakte stomweg
mijn mond dicht heb gehouden;
ik denk dat ik gewoon te verbijsterd
was om er wat van te zeggen.
In de trein lees je een boek,
of je staart uit het raam, of hooguit
voer je op gedempte toon een
gesprek met je reisgenoot ...
Maar zomaar, terwijl iedereen het
hoort, keihard een telefoongesprek
voeren?
Pas toen ik het een keer of vier,
vijf over me heen had laten komen,
ben ik er wat van gaan zeggen.
Achteraf denk ik dat het
vooral kwam door het volume en
de inhoud van die gesprekken:
het ging altijd alleen maar over
waar men op dat moment was, en
dat de trein gewoon op de geplande
spoorboekjestijd aan zou
komen. Moet je daar nou zo voor
schreeuwen?
Ik ging dus net zo hard terugschreeuwen:
'Huh!? Wat?! Praat
 je tegen mij?! Wat zei je?!' Je hebt
dan ·natuurlijk al gauw een klap
voor je bek te pakken maar daar
leerde ik van: na een paar weken
treinen was ik meestal de eerste
die op de vuist ging.
Maar goed ... behalve die twee
keer dat ik door de spoorwegpolitie
uit de trein ben gezet, liep het
tot nu toe altijd redelijk goed af.
Maar nu is er dus het volgende
probleem: mijn werkkring. Ik werk
namelijk op de Universiteitsbibliotheek,
dokter, en dat was tot voor
kort een oase van rust in deze
drukke maatschappij. Goed, het
zit in tentamentijd van 's morgens
vroeg tot 's avonds laat tsjokvol,
maar de studenten studeerden altijd
hard, maakten lange uren, en
waren gewoon de hele dag rustig
bezig studiepunten bijeen te
zwoegen.
Ik zeg: waren. Want het is voorbij,
dokter. Ik moet bekennen dat ik
ook op de studiezaal de eerste
keer dacht dat het om een computerspelletje
ging; het waren
geloof ik de eerste tonen van iets
van Mozart. Maar vrijwel tegelijkertijd
liep er een ijskoude rilling
over mijn rug: ik realiseerde me
dat het nu ook mijn werkplek had
bereikt.
Gelukkig hebben de meesten
nog wel het fatsoen om, met het
piepende ding in hun hand, als
een gek de gang op te rennen.
Maar als ik door het trappenhuis
moet, al was het maar om een kop
koffie te halen in de kantine, dan
moet' ik me door hen heen wurmen,
dokter, dan staan ze daar
met vijf, zes tegelijk te schreeuwen
in die afstandsbedieninkjes
van ze - ja gisteren stond· er zelfs
eentje onderaan de trap te bellen
met zijn vriendje bovenaan diezelfde
trap! En ik kan toch niet de
hele tijd studenten te lijf gaan, op
mijn eigen werk nog wel?
We kunnen er niks tegen doen,
dokter. We hebben drie kaarttelefoons
in het trappenhuis - dan
kun je toch niet verbieden dat ze
vlak daarnaast met hun mobieltje
gaan staan bellen? Ik heb nog
voorgesteld rond die wandtoestellen
een gsm-gedoogzone in
te stellen van drie bij drie meter,
afgezet met roodwitte misdaadtape,
maar dat durft de directie
niet aan; ze zijn bang dat Telfort,
of Ben, of Libertel meteen het
recht van vrije meningsuiting of
iets dergelijks erbij haalt.
'Hee haai Jeewee!' hoorde ik er
laatst eentje roepen: 'Ik zit op de
UB. En jij?'
Voor één keer bedwong ik me
eens niet; en er is er nu in ieder
geval één die nooit meer zal kunnen
vertellen wat- laat staan wáár
hij is.

Gepubliceerd

2007-04-14

Nummer

Sectie

Artikelen