Over dit tijdschrift

Focus en missie

GRONINGER OPMERKINGEN EN MEDEDELINGEN
‘Magazijn voor leerstellige rechtsvergelijking op historische grondslag’

Een uitgave van de Stichting "Het Groningsch Rechtshistorisch Fonds"

 

Het Magazijn staat open voor allen die belang stellen in
en het belang inzien van de leerstellige rechtsvergelijking
op historische grondslag.

 

DOI (Digital Object Identifier) voor dit tijdschrift

https://doi.org/10.21827/5ce7e2042d7e4

 

Verschijningsfrequentie

Het is het streven van de redactie van de Groninger Opmerkingen en Mededelingen om jaarlijks een nieuw volume te laten verschijnen. De fysieke verschijningsdata van de papieren versies kunnen echter zodanig chronologisch verspreid zijn, dat het ene jaar er geen en het volgende jaar twee volumes aan abonnees worden toegezonden.

In deze online archief omgeving verschijnt het een na laatste volume ten tijde van de verzending van het meest recent gepubliceerde nummer (deze omgeving loopt derhalve altijd een jaargang achter).

  

Open Access beleid

Dit tijdschrift is vrij toegankelijk en gaat uit van het idee dat het vrij en onmiddellijk beschikbaar stellen van wetenschappelijk onderzoek voor het publiek de kennisuitwisseling wereldwijd beter ondersteunt.

 

Informatie voor auteurs

Auteurs die een artikel willen aanbieden ter publicatie kunnen contact opnemen met de redactie.

 

Donaties / Giften

Een bijdrage aan de continuering van deze reeks wordt op prijs gesteld. Het richtbedrag is €25. U kunt uw bijdrage storten op bankrekeningnr. NL07 ABNA 0570 6396 97 t.n.v. St. Het Groningsch Rechtshistorisch Fonds, te Groningen

  

Vormgeving

Zowel de gedrukte versie als deze online versie van de GROM worden opgemaakt en vormgegeven door Chimaira Publishing. Vragen of opmerkingen omtrent de vormgeving kunt u stellen via het redactiesecretariaat.

 

Uitgeverij

Chimaira Publishing

Groenesteinlaan 22, 9722 BX Groningen
tel. (+31) 6 5153 8682 email: pia.sassen@gmail.com

 

Auteursrechtverklaring

© Chimaira BV, Groningen

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, anders dan via dit online archief zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm, or any other means, except through this online archive without prior written permission from the publisher.

 

Colofon

GRONINGER OPMERKINGEN EN MEDEDELINGEN
‘Magazijn voor leerstellige rechtsvergelijking op historische grondslag’

Een uitgave van de Stichting "Het Groningsch Rechtshistorisch Fonds"

 

Het Magazijn staat open voor allen die belang stellen in en het belang inzien van de leerstellige rechtsvergelijking op historische grondslag. Een vrijwillige bijdrage aan de continuering van deze reeks wordt op prijs gesteld.

Redactie: F. Brandsma, C.J.H. Jansen, J.E. Jansen
Redactieadres: Postbus 716, 9700 AS Groningen

Vormgeving (drukwerk en online): Chimaira Publishing

© Chimaira BV, Groningen
Groenesteinlaan 22, 9722 BX Groningen
tel. (+31) 6 5153 8682 email: pia.sassen@gmail.com

 

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, anders dan via dit online archief zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm, or any other means, except through this online archive without prior written permission from the publisher.

 

Geschiedenis van het tijdschrift

TEN GELEIDE (1984)

Het hier vóór u liggende magazijn is een uitgave van de Stichting Het Groningsch Rechtshistorisch Fonds, opgericht door prof. mr H.J. Scheltema, die van 1945 tot 1977 in Groningen het Romeinse recht en zijn geschiedenis heeft gedoceerd en op 2 december 1981 is overleden.

Scheltema beschouwde de rechtshistoricus als iemand, in wiens borst twee zielen huizen. Enerzijds is hij geschiedkundige en heeft hij derhalve de opdracht na te gaan, "wie es eigentlich gewesen". Om deze opdracht goed te vervullen is het noodzakelijk de bronnen, waaruit wij onze kennis van het verleden putten, toegankelijk te maken en te interpreteren. Doch hoe gewetensvol de historicus ook te werk zal gaan, in het bereiken van zijn doel - de zuivere weergave van het verleden - wordt hij gehinderd door de persoon, die hij zelf is, door de verschijnselen van zijn tijd, door de taal, die hij spreekt enz. Presser zou een ander leven van Napoleon geschreven hebben, indien hij de denkbeelden en de daden van Hitler niet had gekend, de visie op het republikeinse romeinse staatsrecht is tegenwoordig een andere dan die van Mommsen en elke vijftig jaar herdenkt men een andere Luther. Ook de interpretatie van de historicus is derhalve gedateerd; hoe zuiver Viollet-le-Duc ook meende de middeleeuwse gothiek te hebben opgeroepen, wij bespeuren in zijn bouwwerken aanstonds de negentiende eeuw. Het subjectieve resultaat van de arbeid van de geschiedvorser ontslaat hem echter niet van zijn plicht het verleden zo objectief mogelijk op te roepen.

Aan de andere kant is de rechtshistoricus jurist. Ook de jurist werkt met een historische bron - de wettekst, de jurisprudentie, de literatuur enz. - maar tracht door middel ervan niet het verleden, maar het heden te interpreteren. Hij verklaart een bepaalde tekst uit het verleden van toepassing op een zich in het heden voordoende rechtsvraag. Ten einde zijn doel - het heden en niet het verleden - te bereiken, springt de jurist anders om met zijn tekst dan de historicus. Zo begrijpt hij zonder moeite onder het woord "rijtuig"  in art. 733 van het B. W. van 1838 een koets, een automobiel of een tractor, terwijl voor de historicus alleen de eerste interpretatie toelaatbaar is. De rechtshistoricus, die met de ogen van de jurist het verleden beschouwt, stelt in de geschiedenis slechts belang voor zover zij een bijdrage kan leveren tot een beter begrip van de rechtsvragen uit het heden. Hij selecteert zijn bronnen dus volgens een ander criterium dan de geschiedkundige. Met zijn kennis van het verleden zoekt hij naar leerstukken, die zich met de hedendaagse laten vergelijken. Over onderwerpen van burgerlijkrechtelijke aard, b.v. over de vraag, op welk tijdstip het risico overgaat bij de koop van een bepaalde zaak - nr 22 van de door de Minister van Justitie aan de Tweede Kamer voorgelegde vraagpunten ten behoeve van het nieuwe Burgerlijke Wetboek (1952) - zal men in de literatuur van 2000 jaar geleden nog relevante meningen vinden, over strafrechtelijke vragen zal men bij recentere literatuur te rade gaan. In het algemeen laat het civiele recht zich beter vergelijken met het franse dan met het engelse, beter met het romeinse dan met het oud -vaderlandse recht. Deze "natuurlijke" selectie strekt zich ook uit over de personen, die in het verleden een mening over het onderwerp ten beste hebben gegeven. Het zal immers blijken, dat de opvatting van de ene rechtsgeleerde scherpzinniger of bruikbaarder is dan die van de andere. Daarom kan b.v. Von Savigny in een juridische gedachtenwisseling treden met Ulpianus, Meijers met Hugo de Groot enz. Aldus selecterende bedrijft deze rechtshistoricus rechtsvergelijking, geen louter descriptieve, maar leerstellige rechtsvergelijking, waarvoor een gedegen kennis van het verleden noodzakelijk is. Hij is een geschiedkundig jurist, die zich een andere opgave stelt dan de historicus, die over het recht schrijft.

De romanist vergaat het niet anders. Voelt hij zich in de eerste plaats historicus, dan is elk onderdeel van het romeinse verleden, dat met het recht in verband staat, hem even lief; voelt hij zich veeleer jurist, dan zal hij de regelingen omtrent slavernij ter zijde laten en zijn aandacht richten op die leerstukken, die de grondslagen vormen van het huidige - en toekomstige - vermogensrecht.

Scheltema heeft in zijn werkzaam leven beide kanten van de rechtsgeschiedenis beoefend. Als historicus heeft hij talloze grieksromeinse bronnen uitgegeven en van commentaar voorzien. Als jurist heeft hij de "diachrone" rechtsvergelijking in woord en geschrift gestimuleerd. Het is de bedoeling van zijn leerlingen om op bescheiden wijze zijn traditie voort te zetten. Er zullen twee periodieken verschijnen, waarin in het één het historische, in het ander het juridische aspect van de rechtsgeschiedenis aan bod komt. In de Subseciva Groningana zullen onderwerpen van het (grieks)-romeinse recht geschiedkundig worden behandeld, in de hier vóór u liggende Groninger Opmerkingen en Mededelingen worden hedendaagse juridische vraagstukken op leerstellige wijze in de tijd vergeleken. De kolommen staan in beginsel open voor een ieder, die zich tot deze wijze van beoefening der rechtsgeschiedenis aangetrokken voelt. De volgende aflevering verschijnt steeds bij voldoende kopij.

Moge het magazijn zijn weg vinden naar de belangstellende jurist tot wie het zich in de eerste plaats richt.

J.H.A. Lokin, 2 december 1983  

 

De redactie door de tijd heen:

1984-1994: J.H.A. Lokin, W.J. Zwalve
1994-2016: J.H.A. Lokin, F. Brandsma, C.J.H. Jansen, W.J. Zwalve
2016-2021 :J.H.A. Lokin, F. Brandsma, C.J.H. Jansen, J.E. Jansen
2021-nu     :F. Brandsma, C.J.H. Jansen, J.E. Jansen

 

ONTVANGEN ONDERSCHEIDINGEN

Grote NTBR-prijs 2016

"En de prijs gaat dit jaar … niet naar één publicatie, maar naar een geheel oeuvre, te weten de Groninger opmerkingen en mededelingen/Magazijn voor leerstellige rechtsvergelijking op historische grondslag. In 1984 verscheen deze publicatie voor het eerst, met bijdragen van Jan Lokin, Lex semper loquitur/over wetgeven en rechtspreken; Bram Pleysier, Een algemene berekeningsmethode voor de inbreng bij boedelscheiding; Reinout Vriesendorp, Enige opmerkingen over het precarium en de bruikleen; en Willem Zwalve, Enige opmerkingen over de scheiding en deling van nalatenschappen bij onderling goedvinden in het Justiniaanse, het hedendaagse en het toekomstige recht. Nadien hebben de Groningers niet nagelaten ons – de grap is wat belegen: certum an, incertum quando – te verrassen met de vruchten van hun gedegen en vaak innoverend rechtshistorisch en rechtsvergelijkend onderzoek." NTBR 2016 (10) / 53