Herinneringen aan de tijd toen het Rekencentrum de plaats was waar
iedereen naar toe kwam om te rekenen en te tekenen.
Jan Kraak j.kraak@rc.rug.nl
Medio 2002 verhuist het Rekencentrum (RC) naar de Zernikeborg, een
gebouw met een - in de woorden van oud-directeur Wim Liebrand - "sexy"
uitstraling. Later zal men misschien opmerken dat de Zernikeborg een
symbool was van de hooggespannen ICT-verwachtingen rond het jaar 2000.
Het is het vierde onderkomen van het RC dat in 1958 nederig van start
ging met de ZEBRA in het souterrain van het wiskundig instituut aan de
Reitdiepskade.
In 1964 verhuisde het RC naar de voormalige kledingfabriek Menco aan
de Grote Appelstraat: een zijstraat van de Nieuwe Kijk in 't Jatstraat.
Wie in de verkiezingstijd van 1971 door deze straat kwam op weg naar het
RC zal zich vast wel de oude dame, gezeten onder een uitdagende poster
(voorjaar 2002 te zien in het Universiteitsmuseum), herinneren.
De
derde locatie, op Landleven 1, werd in 1972 betrokken. In mijn serie
over computerpioniers wil ik hier wat herinneringen ophalen over het RC
aan de Grote Appelstraat, waar ik in 1970 kwam te werken. Het RC was
speciaal ingericht voor de tweede computer van de RUG: de Telefunken
TR4, afgekort tot TR4.
Ponskaarten
De TR4, die in 1964 voor drie miljoen gulden is aangeschaft, had een
rekensnelheid van ongeveer 0.15 Mips, dat was 100 maal zo snel als de
ZEBRA. Het geheugen, bestaande uit ferriet magneetringetjes, was
ongeveer 30.000 woorden van 48 bits, dus ongeveer 180 KB in totaal. Dit
is vergelijkbaar met een 8088 PC uit 1984. De huidige capaciteit van de
computers van het centrum voor High Performance Computing en
Visualisatie (HPC &V) is momenteel 10 000 000 zo groot, zowel in
rekenkracht als in geheugen. De regel dat de capaciteit zich elke 1.8
jaar verdubbelt, gaat hier goed op.
Programma's en data voor de TR4 moesten in de vorm van ponskaarten
worden ingevoerd. Een ponskaart, ter grootte van een dollarbiljet
uit de tijd van Abraham Lincoln, had 80 kolommen waarin via geponste
gaten de tekens 0..9, A..Z en enkele speciale tekens gecodeerd konden
worden. De TR4 kende geen kleine letters, morren daarover zou
a-technisch zijn beschouwd. Het woord 'gebruikersvriendelijk' bestond
nog niet. De ponsingen werden met grote elektrische ponsmachines
aangebracht. In bakken van verschillende afmetingen bewaarde je de
ponskaarten. Beginners liepen met een heel klein bakje. Maar de
geoefende programmeurs, met ontzag bekeken door nieuwkomers, zag je soms
zeulen met grote metalen bakken.
De uitvoer van programma's werd met
complete regels tegelijk gedrukt op de zogenaamde regeldrukker
met een snelheid van ongeveer 1200 regels per minuut - moderne
laserprinters werken niet veel sneller. Dat afdrukken ging met geluid
gepaard dat afhing van de regellengte. Sommigen konden daarom hun eigen
programma herkennen aan het afdrukritme.
Tekenen
Omstreeks 1965 werd het eerste primitieve tekenapparaat, de DYMEC,
aangeschaft waarmee via een rubberen stempeltje markeringstekens op
bepaalde (X,Y)-posities op ruitjespapier konden worden geplaatst. Ook
toen al was het een aandoenlijk traag apparaat, met een karakteristiek
tjsok-tsjok geluid.
Voor 1970 is de DYMEC vervangen door de veel snellere Benson-Lehner
plotter, waarmee via een pen getekend kon worden op een rol
speciaal papier dat aan de randen was voorzien van gaten voor het
bewegingsmechanisme. Toen op een keer het plotterpapier op was, haalde
een ongedurige hoogleraar bij een bakker een stuk van de rol van het
papier waarin vroeger brood werd verpakt. Een ondergeschikte liet hij
daarin gaten maken, zodat het op de plotter zou passen, waarna hij de
dienstdoende operateur overhaalde het aldus gemaakte 'plotterpapier' te
gebruiken. Het gevolg van de exercitie was evenwel dat de plotter door
de onjuiste plaatsing van de gaten volledig in het ongerede raakte.
Nooit zl aandacht
De ingebruikname van de TR4 in 1964 ging met deftig feestgedruis
gepaard. Het moet een mooie dag geweest zijn in het leven van directeur
dr. Donald W. Smits (1919-1998) die later tevens hoogleraar in de
programmering werd. Waarschijnlijk heeft een computer nooit zl
aandacht gekregen in de lokale pers als toen. Er verschenen grote
artikelen met koppen als "Rekenmachine: 4.800.000 maal zo snel als met
een potlood", "Fabelachtig snel rekenen", "Groningen in de vaart der
wetenschap", "Geen brein maar geheugen" etc.
Toen het RC zijn deuren
open zette voor het publiek, stroomde dat in grote getale toe. Ik was
daar bij. Als student Natuurkunde, die gewend was aan indrukwekkende
apparatuur, was ik evenwel niet zo onder de indruk. Verder vond ik de
demonstratie van de -in het brave- strippende Nellie, waarvan de
opeenvolgende contouren op de regeldrukker werden afgedrukt wat
oubollig. Ook vond ik de RC-mensen die zich daar om verkneukelden een
beetje kinderachtig. Nu ik al geruime tijd op het RC werk, heb ik begrip
gekregen voor het heel specifieke plezier om technische
nieuwigheidjes.
Klanten
Ik vervolg nu met een rondleiding door het gebouw. Links naast de
hoofdingang zetelde portier Eltink die ook de omroepinstallatie
bediende. Het was even wennen om mezelf als 'Heer Kraak', want voornamen
werden nog niet gebruikt, te horen omroepen. De Zernikeborg moet het
overigens doen zonder deze voor het RC zo specifieke installatie, waar
bezoekers altijd van opkijken.
Naar links afbuigend kwam je in een soort portaal waarin de
computergebruikers - toen klanten genoemd - hun resultaten konden
ophalen en nieuwe programma's op een, nog steeds in gebruik zijnd,
karretje konden zetten voor verwerking door operateurs. Nog steeds kon
je, net als in de ZEBRA-tijd, je probleem geheel door het RC laten
uitvoeren. Maar door de komst van de hogere programmeertaal ALGOL 60
waren steeds meer gebruikers zelf gaan programmeren. Veel klanten gingen
vooraf en na afloop van hun werk op een instituut bij het RC langs op de
fiets - de universiteit hoefde toen nog geen fiets-acties te
voeren. E鮠klant, die een speciale plotter op het RC gebruikte, heeft dat
dagritme tot voor enkele jaren volgehouden. Sommige klanten namen in
grote boodschappentassen, van het type waarin je nu daklozen hun hele
hebben en houden mee ziet vervoeren, de uitvoer voor een heel instituut
mee.
Rekenhal
In het portaal kwam je via klapdeuren in de rekenhal, waarvan een
maquette bewaard is gebleven. Tegen de achterwand stond de Telefunken
TR4, met de afmetingen van een ouderwetse linnenkast, de mahoniehouten
deuren versterkten die indruk nog. De bediening ging via een soort
schrijfmachine. De oplichtende rekenregisters maakten de meeste indruk
op de bezoekers. Via programma's in TEXAS, de assembler van de TR4, kon
je de rekenregisters volgens vaste patronen laten oplichten. Zo kon je
een lichtkrant maken. Op dezelfde manier kon je muziek
maken met de radio-ontvanger die de signalen van de TR4 opving.
Dicht bij de ingang bevond zich de ponskaartenlezer voorzien
van een soort glijbaan waarvan de verschillende programma's in volgorde
naar het inleesmechanisme gleden. Het was zaak om goede maatjes te zijn
met de dienstdoende operateur, want die kon dan als je haast had, de
plaats van je stapel ponskaarten in een gunstiger positie
brengen.
DENZO en Stalinorgels
Eens noemde schipper Davids uit Stadskanaal zijn schip DENZO: Dag
En Nacht en 's Zondags Ook. DENZO gold eveneens voor de
openingstijden van het RC dat toen een stimulerende laboratoriumachtige
omgeving was, waar niet te veel geregeld was en waar daarom veel
mogelijk was. Directeur Smits heeft daar een groot aandeel in gehad.
Sommige gebruikers waren tot 's avonds laat op het RC te vinden.
Scheikundigen leerden zelf de TR4 te bedienen om zo op zondag ongestoord
te kunnen rekenen.
De twee natuurkundestudenten Felix Hess en Lambrecht Kok waren er
vaak. Lambrecht hielp Felix met de programmering van het eerste
wiskundige model voor de terugkerende beweging van de boemerang, hetgeen
leidde tot een publicatie in de Scientific American in 1968.
Felix is thans kunstenaar, onlangs had hij een
overzichtstentoonstelling, en Lambrecht werd hoogleraar
Natuurkunde.
Smits had een grote werkkracht en was dikwijls tot
diep in de nacht op het RC te vinden. Hij bracht dan bijvoorbeeld
correcties aan in het Betriebssystem, want hij was tevens
hoofd-systeemprogrammeur. Hij trof 's nachts eens de dienstdoende
operateur slapende aan. Smits, die als officier in de Tweede
Wereldoorlog om principi묥 redenen ge﮴erneerd is geweest in Duitsland en
daar de intocht van de Russen met hun Stalinorgels heeft meegemaakt,
schijnt toen half schertsend tegen de ontwakende operateur te hebben
gezegd: "Als de oorlog was geweest, dan was je dood geschoten".
Operateurs - een aantal had, naar de mode van die tijd, het haar tot op
de schouders - vergezelden soms klanten naar caf頼i>Zwarte Riek
bij het Noorderplantsoen.
Ponstypistes
Vanuit voornoemde portaal kwam je ook in het domein van de
ponstypistes die de hele dag de resultaten van enqu괥s of salarisgegevens
ponsten. Tijdens de ALGOL 60-practica werden hier ook de programma's van
cursisten geponst. Een belangrijke klant was gecharmeerd van een
roodharige ponstypiste met bruine ogen en mooie sproeten. Volgens een
onbevestigd verhaal zijn hier de resultaten van een groot opgezet
onderzoek op Nieuw Guinea, dat Nederland tot 1963 in zijn bezit had,
geponst. Nadien zijn de gegevens nooit gebruikt, misschien liggen de
tientallen dozen met ponskaarten nog ergens op een instituut te
vergaan.
Ponskamer voor klanten
Vanaf de ingang voerde een brede trap naar de eerste etage voor het
RC-personeel. Halverwege de trap bevond zich de deur naar de lage
ponskamer voor klanten en RC-personeel. Er heerste vaak een gemoedelijke
atmosfeer, het geluid van het ponsen had een zelfde rustgevend effect
als het tsjilpen van mussen. De gejaagdheid van veel huidige
computergebruikers was een nog onbekend verschijnsel. Toen ik daar eens
zat te ponsen, zag ik ineens het hoofd van schrijver/programmeur Gerrit
Krol, die op sollicitatiebezoek was, om de hoek van de deur verschijnen.
Snel trok hij zijn hoofd weer terug. Soms waren studenten met hun
twee뮠enqu괥gegevens aan het ponsen. De ene las dan op luide toon voor,
terwijl de andere het intoetste. Je hoorde dan eindeloos achtereen
dreunen: EEN, EEN, TWEE, TWEE, EEN etc.
Programmatuur
De klanten kwamen voor het merendeel uit de faculteit W&N, ze
programmeerden zelf meestal in ALGOL 60 hun problemen, zoals reeds
vermeld. Er was echter ook een FORTRAN-compiler. De TR4 had een goede
ALGOL-compiler, weliswaar zonder recursiviteit maar met een fantastische
symbolische dump voor het traceren van fouten. Nooit heb ik later een
betere symbolische dump gebruikt.
Door RC-medewerkers en numerici
waren er een beperkt aantal numerieke ALGOL-procedures geprogrammeerd.
Integreren deed je met INTSTIEF en met NULPUNTEN berekende je de
nulpunten van een polynoom. Het was nog de tijd dat je bepaalde
specialisten met een zekere eerbiedigheid moest benaderen. Toen ik eens
bij de auteur van de nulpuntenzoeker kwam met de klacht dat de berekende
nulpunten bij invulling lang geen nul opleverden, reageerde de man
aanvankelijk wat gepikeerd. Maar later draaide hij bij en legde me met
omhaal van woorden uit dat numerieke processen nooit het exacte antwoord
geven.
Ook sociale wetenschappers maakten al vroeg gebruik van de
computer. ZAEHL werd gebruikt voor tabelleren. Bij afwezigheid van
statistische pakketten als SPSS, is er toen bijvoorbeeld
factoranalyseprogrammatuur geschreven. Misschien overbodig om op te
merken: het huidige voornaamste gebruik van een computer als een luxe
soort schrijfmachine, was toen nog onbekend.
Stuurkaarten
Naar aanleiding van mijn artikel over medische visualisatie kreeg ik
weer contact met een klant uit die tijd: mevr. drs. Harmien
Amesz-Voorhoeve, die zich al heel vroeg bezig hield met
3D-reconstructie, een probleem dat nog steeds actueel is. Ze gaf
me onlangs nog enkele aanvullingen.
Toen we het over de TR4 kregen,
merkte ze op dat ze het maken van de zgn. stuurkaarten -
gekleurde ponskaarten met allerlei vreemde ponsingen met commando's voor
het Betriebssystem - haast het moeilijkste onderdeel vond van het werken
op de TR4. Ik kan daar geheel mee instemmen. Ik heb er "Het TR4
bedrijfssysteem en zijn consequenties voor ALGOL programma's" (1971) nog
eens op nageslagen en maakte weer kennis het degelijke en taaie
computerjargon uit die dagen, dat was doorspekt met Duitse termen - de
TR4 was immers van Duitse makelij. Als voorbeeld de beschrijving van een
stuurkaartparameter van de Abschnitts-Operator:
"Het maximale aantal via het Normal-Ausgabe-Medium (gewoonlijk de
regeldrukker) uit te voeren pagina's, de z.g. drukgrens of
Druckschranke."
Smits was een meester in het schrijven van dit soort proza waar geen
speld was tussen te krijgen.
KOMPLOT en knippatronen
Bij mijn intrede in het RC werd me door Smits de vrijheid gegeven om
mijn eigen weg te vinden. Al snel heb ik mijn plaats gevonden in de
ontwikkeling van het grafiekensysteem KOMPLOT, waar ik elders al eens
over heb verteld.
In 1970 vertaalde ik het voorschrift voor het
tekenen van het knippatroon voor een damesjurk op grond van 9 maten
(taille, roklengte etc) in een TR4 tekenprogramma. Dankzij de bescheiden
naam die ik door dat programma kreeg als patroontekenspecialist, werd ik
later uitgenodigd in het kledingatelier van David Pinto met allemaal
allochtone dames achter naaimachines. Thans is de heer Pinto hoogleraar
in Amsterdam en actief in de politiek.
Weerzien met de Grote Appelstraat 10
Bij de verhuizing van het RC in 1972 naar Paddepoel ging de TR4 mee.
Alleen Felix Hess maakte er op het laatst nog gebruik van om zijn
proefschrift over boemerangs af te ronden. Na de ontmanteling in 1975
stond de TR4 een jaar of twintig in een gang, totdat passanten hem
langzaamaan begonnen te slopen. Toen is hij in veiligheid gebracht in
het depot van het Universiteitsmuseum.
Onlangs bezocht ik op een
ochtend de Grote Appelstraat 10 waar nu de faculteit der Godgeleerdheid
en Godsdienstwetenschap is gevestigd. Behalve een man met een trombone
die net het pand verliet, kwam ik niemand tegen. Er was nog veel
herkenbaars. Waar vroeger de ponstypistes werkten, wordt nu college
gegeven. De bovenverdieping met onze werkkamers was vrijwel niet
veranderd, alleen stond er nu een bijna mansgroot houten kruis in de
hoek. Door de openstaande deur kon ik even in de voormalige
gebruikersponskamer kijken; er is nu een bar. Overal zag je sporen van
wilde feesten. Tegen de wand, waar wij vroeger braaf zaten te ponsen,
stond nu een halfgesloopte piano.
Een internet-versie van dit artikel, met allerlei links, is te
bereiken via de Computerpionierspagina: http://www.rug.nl/rc/organisatie/pictogram/archief/hpc/people/pioniers.